Gods plan der aeonen
Gods heerlijkheid moet tot uitdrukking kunnen komen, aan het daglicht kunnen treden. De Zoon, de afstraling van deze heerlijkheid (Hebreeen 1:2) voert dit goddelijke raadsbesluit uit. Hij is Gods Woord en Openbaring (Johannes 1:1). Door Hem en met het oog op dit doel maakte God de aeonen.
Er is ooit een tijd geweest, dat er nog geen aeonen waren: zij zijn als het ware een wijzerplaat die de klok van de eeuwigheid onderbreekt. God stelde Zijn raadsbesluit aangaande ons vast, voordat de aeonen hun loop begonnen. Deze genade werd ons gegeven voor de aeonische tijden (2Timoteus 1:9; Titus 1:2).
Deze tijden zijn het toneel van de zonde, zij waren getuigen van de intrede van de zonde in de schepping en zullen hun hoogtepunt bereiken als de zonde die weer verlaat. Zij hadden een bepaald begin en hebben een bepaalde afsluiting, ook genoemd het ‘einde’ (1Corinthiers 15:24).
De theologie sloeg één van haar grootste dwaalwegen in toen zij deze tijden een eeuwigheidskarakter gaf. In plaats van ‘de aeon’ of ‘de aeonen van de aeonen’ lezen wij in de meeste bijbelvertalingen ‘eeuw’, ‘eeuwigheid’ en ‘in alle eeuwigheden’, of wanneer dit absoluut niet past, wordt er van de aeon ‘een wereld’ gemaakt (Galaten 1:4).
Zoals men uit het overzicht kan opmaken, hebben deze aeonen scherp getrokken grenzen en zullen een keer eindigen. De Schrift gebruikt deze aanduiding voor voorbijgegane tijden, die nooit ‘eeuwig’ hebben geduurd. Zou men alle plaatsen waar ‘voor de eon’ of ‘aeonisch’ staat, eensluidend vertaald hebben, dan zou men ook in Psalm 73:12 (Septuaginta) hebben moeten schrijven: ‘Zie, zo zijn de goddelozen, ‘eeuwig’ onbezorgd vermeerderen zij het bezit’ (Luther: in de wereld’).

Het totale tijdsverloop valt in drie delen uiteen. Voordat God met scheppen begon, bestonden er voor-aeonische tijden. Na ‘het einde’ beginnen de na- aeonische tijden. Tussen deze tijden liggen de aeonen.
De onvoorstelbare oneindigheid van de tijd vóór het begin en na het einde, hebben veel met elkaar gemeen, vooral dit, dat God in het begin alles in Zichzelf was, en in de voltooiing alles in allen zal zijn. Dan is de zonde volkomen afwezig. Dit kan van geen van de aeonen worden gezegd, want de satan was een moordenaar van den beginne en de Zoon onderschikt voor het einde nog niet alles.